door Alexander Beunder.
In een interview met Kees van Oosten – jurist en activist en volgens RTV Utrecht een ware ‘luis in de pels’ van de gemeente Utrecht (zie hun video portret) – sprak hij met Alexander Beunder over racisme, discriminatie en nationalisme in Nederland. Dit wordt volgens Van Oosten “de bevolking van bovenaf, door prominente politici en deftige staatsraden, met de paplepel ingegoten”. Bovendien wordt nationalisme en discriminatie niet alleen door rechtse partijen zoals Wilders’ PVV aangewakkerd, maar ook door het zogenaamd “beschaafd nationalisme” van de PvdA. Want net als de PVV zoekt de PvdA de verklaring van sociale problemen steeds vaker in de culturele achtergrond van mensen, aldus Van Oosten. “Het idee dat je sociale problemen moet verklaren uit sociaal-economische achterstelling en ongelijkheid is ook bij de PvdA goeddeels verdwenen”, aldus Van Oosten. Zelfs sociale welzijnswerkers zijn er volgens Van Oosten medeplichtig aan dat je als allochtoon “voortdurend als onbeschaafd, onverantwoordelijk en hulp‐ en zorgbehoevend wordt gestigmatiseerd en behandeld”. Hun inkomen hangt immers van deze stigmatisering af, legt Van Oosten uit. Uiteindelijk is de overheid eerder geneigd bevolkingsgroepen tegen elkaar op te zetten dan onderlinge spanningen te verminderen, aldus Van Oosten. “Ik zie de overheid dus eerder als oorzaak dan als oplossing van de vreemdelingenhaat”. Lees het volledige interview, dat werd afgelegd in november 2013, hieronder.
In uw boek “Domheid, Hebzucht, Onverschilligheid” (2007) schreef u “dat een afkeer van allochtonen niet per se iets hoeft te zijn wat nu eenmaal in gewone mensen sluimert en te voorschijn komt als de overheid niet goed uitkijkt en het niet tijdig intoomt, maar dat het ook, en waarschijnlijk zelfs voornamelijk, het al of niet beoogde effect kan zijn van ongelukkig en kortzichtig overheidsbeleid”. Kunt u voorbeelden van overheidsbeleid noemen – lokaal of nationaal – dat een afkeer van allochtonen veroorzaakt?
“Met het vreemdelingen- en vluchtelingenbeleid geeft de overheid onmiskenbaar een signaal af dat vreemdelingen en vluchtelingen mensen zijn die hier niet thuishoren, die je gevangen kan zetten, kan klinkeren en het land uit kan zetten en die je niet menswaardig hoeft te behandelen. De Raad van State [adviesorgaan van de Nederlandse regering] doet aan de lopende band de meest hardvochtige uitspraken. Zo hardvochtig dat gewone mensen daar tegen in opstand komen om het voor vreemdelingen en vluchtelingen op te nemen. Vooral sinds Bolkestein en Scheffer is het niet langer politiek incorrect om te eisen dat migranten zich volledig aanpassen en zich Nederlander gaan voelen. De implicatie daarvan is echter dat er een verschil bestaat tussen echte Nederlanders en tweederangs Nederlanders. Dat idee wordt de bevolking van bovenaf, door prominente politici, met de paplepel ingegoten. De overheid en prominente politici leven gewone mensen dus voor dat je best mag discrimineren en vreemdelingen niet menswaardig hoeft te behandelen.
Het is ook de overheid en de politiek die het nationale gevoel en de nationale identiteit promoten. Er moest nota bene een museum komen in Arnhem om de nationale identiteit ten toon te spreiden. Daar was gelukkig geen geld voor. De WRR [Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid] kreeg zelfs de opdracht om de nationale identiteit uit de roemruchte geschiedenis van Nederland te destilleren. Nederland wordt in alle overheidsvoorlichting aan het eigen volk voorgesteld als een land dat zijn zaakjes keurig voor elkaar heeft en een voorbeeld is voor de wereld. Deze nadruk op nationale identiteit is bedoeld om onder de bevolking een breed draagvlak te creëren voor wat de overheid doet (dat is namelijk altijd welgedaan), maar heeft uiteraard tot gevolg dat alles wat niet Nederlands is als minderwaardig wordt beschouwd. Onderschat niet de mate waarin het gedweep met de nationale identiteit tot afkeer leidt van alles wat vreemd is en dus ook van vreemdelingen.
Dat de komst van andere culturen juist als een verrijking beschouwd kan worden en dat de ene cultuur niet minder waardevol is dan de andere cultuur is een opvatting die in de jurisprudentie van het EHRM [Europees Hof voor de Rechten van de Mens] tot uitdrukking komt, maar de laatste 20 jaar door prominente politici, ook van links, steeds minder wordt gesteund. Ik vind dat er sprake is van gevaarlijke herleving van nationalisme, die uiteraard tot afkeer van allochtonen leidt (die “niet helemaal de ware nationale identiteit bezitten”).
In de derde plaats heeft de Nederlandse overheid sinds 1977 gekozen voor een toenemende inkomensongelijkheid. Inkomensongelijkheid wordt uitgedrukt in de Gini-coëfficiënt. In de periode 1977-2011 is die met 14% toegenomen. Niet alleen is er sinds 1977 een groeiende groep mensen die op bijstandsniveau zit, maar bovendien is dat bijstandsniveau relatief lager geworden. Het gevoel in armoede te leven is onder een groeiend deel van de bevolking door de groeiende ongelijkheid sterk toegenomen. In de periode na 1977 is ook het aantal arbeidsmigranten sterk toegenomen. De groeiende groep mensen met een laag inkomen stellen voor hun relatieve deprivatie niet de bewust door de overheid gekozen denivellering maar de komst van arbeidsmigranten verantwoordelijk. En de politiek voedt dat gevoel om daar zelf niet de schuld van te krijgen. Hiermee wordt verklaard dat de afkeer tegen vreemdelingen het meest wordt aangetroffen aan de onderkant van de samenleving. Die afkeer zou zich veel minder ontwikkeld hebben in een samenleving met geringe inkomensverschillen en nog veel minder als politici de verleiding zouden kunnen weerstaan om in troebel water te vissen.
In het publieke debat wordt de PVV vaak als de anti-allochtonen partij gezien en de PvdA als een pro-allochtonen partij – misschien ook omdat Wilders dit imago van de PvdA (en vooral Cohen) heeft versterkt. U zegt echter dat het onderscheid tussen de opstelling van de PvdA en die van de PVV “verontrustend klein” is als het over immigratie gaat. Waarom? Lijkt de PvdA alleen in het immigratievraagstuk op de PVV of ook in hun houding naar ‘genaturaliseerde’ immigranten?
Als je ziet hoe er door PvdA prominenten wordt gedacht over de aanpak van criminaliteit onder allochtone jongeren of over achterstandswijken waar relatief veel allochtonen wonen, dan zie ik inderdaad weinig verschil met de PVV.
“Het idee dat je sociale problemen moet verklaren uit sociaal-economische achterstelling en ongelijkheid is ook bij de PvdA goeddeels verdwenen.”
De mate waarin een wijk uit allochtonen bestaat wordt officieel beschouwd als indicator van achterstand, ook door de PvdA. De PvdA is er altijd een groot voorstander van geweest het aandeel sociale woningen in wijken als Kanaleneiland en Overvecht drastisch terug te dringen (te slopen), zodat er veel meer koopwoningen zouden komen (die voor allochtonen onbetaalbaar zijn). Het aandeel beter opgeleide autochtonen zou daardoor in die wijken toenemen en dat zou dan de wijk opkrikken: minder criminaliteit en minder onveiligheid.
Spekman [partijvoorzitter PvdA] pleitte er nog niet zo lang geleden voor om allochtone jongeren die zich misdragen op een kar door de wijk te rijden en uit te laten jouwen. Wolfsen [Burgemeester van Utrecht, PvdA] is en was een groot voorstander van mosquitos en liet steeds meer camera’s ophangen. De politie kreeg de instructie om groepjes van drie of meer allochtone jongeren op te jagen als die zich ergens ophielden. Allochtone jongeren hebben ook in Utrecht, waar Wolfsen over de openbare orde en veiligheid gaat, een aanzienlijk grotere kans gefouilleerd en opgepakt te worden dan bijvoorbeeld witte studenten.
Rinda den Besten (ex-wethouder PvdA) droeg de mening uit dat allochtone jongeren moesten leren gezag te aanvaarden. Leraren werden destijds een paar weken naar Marokko gestuurd omdat ze dan beter zouden begrijpen waarom Marokkaanse jongeren in Kanaleneiland zo brutaal zijn.
Kortom: het idee dat je sociale problemen moet verklaren uit sociaal-economische achterstelling en ongelijkheid is ook bij de PvdA goeddeels verdwenen. Die (goed socialistische) opvatting heeft plaats gemaakt voor de opvatting dat slechte schoolresultaten, criminaliteit en overlast verklaard moet worden uit de allochtone cultuur en opvoedingstradities. Dat is exact wat Wilders beweert.
In uw boek “Domheid…” betoogt u dat de Nederlandse bedrijfstak van “hulpverleners zorgverleners, welzijnswerkers, pedagogen en therapeuten (bij ons sterk vertegenwoordigd in linkse politieke partijen)” er economisch belang bij heeft dat de onderklasse van allochtonen “voortdurend als onbeschaafd, onverantwoordelijk en hulp‐ en zorgbehoevend wordt gestigmatiseerd en behandeld”. Dit vormt volgens u een “beschaafd nationalisme” onder linkse partijen en intellectuelen. Kunt u dit toelichten?
De term “beschaafd nationalisme” is van Wouter Bos afkomstig. Die was daar voor.
Om met die linkse partijen en intellectuelen te beginnen. De verzorgingsstaat is een links ideaal en daarom zijn het vooral links georiënteerde intellectuelen die werk gezocht en gevonden hebben in instellingen die geacht worden mensen te helpen hun weg te vinden in de maatschappij. In dit sociale werk heeft altijd de opvatting gedomineerd dat problemen die mensen hebben eigenlijk altijd hun oorzaak vinden in hun eigen dysfunctioneren, in het niet voldoende aangepast zijn aan de maatschappij, dus in een gebrek aan opvoeding, vorming en beschaving.
Als het op school niet goed gaat lag dat volgens de school en de maatschappelijk werkers van Doenja, Cumulus, Portes en Stade [Utrechtse welzijnsorganisaties] nooit aan de school, maar altijd aan de gebrekkige opvoeding van die ouders die dan nodig begeleid moeten worden of zelfs worden bedreigd met strafkortingen (als ze in de bijstand zitten).
Op die tamelijk elitaire en paternalistische opvatting werd soms stevige kritiek geoefend, maar die kritiek daar moesten de professionals niets van hebben. De socioloog Milikowski schreef in 1967 ‘Lof der onaangepastheid’. Hij schreef destijds ook een scherpe kritiek op de behandelmethode van de psychiater Bastiaanse van mensen met een concentratiekamp syndroom. Daar werd destijds de TV-documentaire “Begrijpt u nu waarom ik huil” over vertoond. De kern van zijn kritiek was dat de problemen van mensen nooit herleid worden tot gebreken van en onrechtvaardigheden in de maatschappij, de school of het bedrijf. De diagnose is altijd dat ze de juiste competenties missen, de juiste aanleg, de juiste psyche of de juiste cultuur. Hulp betekent dan altijd dat de cliënt moet veranderen en zich moet aanpassen en niet de maatschappij, de school of het bedrijf.
Mensen die bij Bastiaanse onder behandeling waren en beweerden dat ze nog steeds fascisme om zich heen zagen waren in de optiek van Bastiaanse om die reden nog niet voldoende genezen. Het kwam bij Bastiaanse niet op dat die mensen wel eens gelijk konden hebben en dat hun depressies en angsten om die reden terecht waren. Bastiaanse ging van de freudiaanse opvatting uit dat hun angsten uiteindelijk waren terug te voeren op trauma’s uit hun vroege kinderjaren, met autoritaire vaders en liefdeloze moeders te maken had. Aldus de kritiek van Milikowski, die overigens zelf in een concentratiekamp had gezeten.
De individualisering van problemen, waar Milikowski zich tegen keerde, heeft om twee redenen de overhand gekregen. In de eerste plaats wordt dat door de overheid sterk aangemoedigd, want het leidt de aandacht af van onrechtvaardigheden en gebreken in de maatschappij, zodat de mensen niet snel actie tegen de overheid zullen gaan voeren. In de tweede plaats is het koren op de molen van professionele hulpverleners. Dat laatste ligt voor de hand: mensen die hun problemen oplossen door actie te voeren tegen de overheid hebben geen zieleknijpers, pedagogen en maatschappelijk werkers nodig.
Voor allochtonen betekent een en ander: als allochtonen hun achterstelling gaan oplossen door actie te voeren tegen discriminatie en buitensluiting hebben ze juist geen behoefte aan opvoedbegeleiding en outreaching casework (opgedrongen bemoeihulp). Opvoedbegeleiders en bemoeizorgers hebben er dus belang bij (anders raken ze brodeloos) dat allochtonen leren zien dat de oorzaak van hun achterstelling toch echt bij hunzelf ligt en niet bij de maatschappij en dat ze dus individuele hulp nodig hebben. De implicatie daarvan is dat ze zouden moeten leren de oorzaak te zoeken bij hun allochtone cultuur en dat hulp er dus uit bestaat dat allochtonen zich beter leren aanpassen aan de nationale normen, waarden en gebruiken.
U beschrijft in uw boek een onderzoek van Elias en Scotson, waaruit zou blijken dat de spanning tussen ‘autochtonen’ en ‘immigranten’ niets met etnische of culturele verschillen te maken heeft maar simpelweg een spanning is tussen ‘gevestigden’ en ‘buitenstaanders’. Wat is dan de werkelijke oorzaak van deze spanningen en hoe zijn dezen te voorkomen of op te lossen? Ligt hier een taak voor de overheid, en zo ja, welke? Ligt hier een taak voor burgers zelf en zo ja, welke?
Elias en Scotson onderzochten de spanning tussen twee bevolkingsgroepen die in vrijwel alle opzichten gelijk waren: allemaal wit, allemaal Engels en allemaal arbeider. Het enige verschil was dat de ene groep (de gevestigden) al generaties in Leicester woonde en de andere groep er pas na de oorlog was komen wonen (de buitenstaanders). De spanning tussen deze twee bevolkingsgroepen vertoonde grote overeenkomst met de spanningen die wij om ons heen zien tussen autochtonen en allochtonen. De conclusie ligt dus voor de hand dat die spanning niets met kleur, nationale cultuur of etnische achtergrond te maken heeft.
Elias en Scotson hebben niet onderzocht waarom er spanningen bleken te bestaan tussen ‘gevestigden’ en ‘buitenstaanders’, ze hebben alleen vastgesteld dat dat zo was. Ik denk dat buitenstaanders (als het er veel zijn) als een bedreiging worden ervaren van de gevestigde orde. Mensen die menen in die gevestigde orde toch al tekort te komen zijn bang dat ze er nog meer op achteruitgaan als ze hun bescheiden welvaart ook nog eens moeten delen met nieuwkomers. De elite in die gevestigde orde moedigt dat ook aan, want ze hebben liever dat buitenstaanders de schuld krijgen van de achterstelling dan dat het gewone volk tegen de elite in opstand komt.
De overheid moest zich er maar liever niet mee bemoeien, want de overheid (lees de dominante politieke groepering) heeft altijd en overal sterk de neiging om bevolkingsgroepen juist tegen elkaar op te zetten, nationale sentimenten aan te wakkeren en daardoor juist buitenstaanders en vreemdelingenhaat te kweken. De meesten van ons hebben door opvoeding, onderwijs, tv en kranten geleerd de overheid te zien als een zorgzame instantie die er voor iedereen is. Vergelijk het met een indoctrinatieproces. De waarheid is echter dat de overheid een gevaarlijke macht is, waar je verschrikkelijk goed voor moet uitkijken. Juist de moderne overheid met zijn enorme bureaucratie. De 20e eeuw wordt door verschillende historici en sociologen gezien als de eeuw van genocides, waarbij een verband wordt gelegd met de opkomst van nationalisme en van nationale staten met krachtige legers en een efficiënt overheidsapparaat. Abram de Swaan hield in 2003 de Huizinga-lezing 2003 met als titel “Moord en de staat”. Verreweg de meeste mensen die in de 20e eeuw omkwamen, zo laat hij zien, werden op bevel van hun eigen nationale staat vermoord. Ik was ook erg onder de indruk van Zygmunt Baumans “De Holocaust en de moderne tijd”. Nee, ik zie de overheid dus eerder als oorzaak dan als oplossing van de vreemdelingenhaat.
Racisme en vreemdelingenhaat kunnen volgens mij alleen bestreden worden door verzet tegen ongelijkheid en uitbuiting, waarbij, om Marx te parafraseren, autochtone proletariërs zich verenigen met allochtone proletariërs en zich niet tegen elkaar laten uitspelen door racistische en nationalistische politieke groeperingen.