door Jilles Mast
Nederlandse hoger onderwijs instellingen zijn afhankelijk van goedkeuring door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) om les te mogen geven. De NVAO heeft als doel de kwaliteit van opleidingen te waarborgen en te verbeteren, maar in de praktijk kan het er juist toe leiden dat de echte problemen uit het zicht raken.
Ongeveer eenmaal in de zes jaar worden universitaire opleidingen in Nederland bezocht door een visitatiecommissie van het NVAO, de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie. Deze semipublieke instelling is het orgaan dat de kwaliteit van alle opleidingen in het hoger onderwijs in Nederland evalueert. De kwaliteitsmeting door de NVAO is van het grootste belang. Is de evaluatie positief dan krijgt de opleiding een accreditatie en kan zij verder gaan met lesgeven. Een negatieve beoordeling kan in het uiterste geval leiden tot het intrekken van de onderwijslicentie en het opheffen van de opleiding.
Wanneer de NVAO een bezoek aankondigt gaan dan ook alle alarmbellen rinkelen. Net zoals horecaondernemingen de keuken extra goed schoon zullen maken voor een bezoek van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, zo ook gaat ook de bezem door de opleiding. Alle losse eindjes – administratief, inhoudelijk, organisatorisch – worden aan elkaar geknoopt. Er wordt een uitgebreid evaluatierapport opgesteld, waarin staat beschreven wat de doelstellingen van de opleiding zijn, op welke manier wordt geprobeerd deze te bereiken en de mate waarin dit ook daadwerkelijk lukt. Dit rapport vormt de basis van de evaluatie van de NVAO. Het uiteindelijke oordeel volgt na een bezoek waarbij studenten, docenten en het management door de commissie worden ondervraagd.
De taak van de NVAO is het beoordelen van de kwaliteit van de opleiding met als doel deze waar nodig te verhogen. In principe is deze controle natuurlijk een goede zaak. Onderwijsinstellingen worden betaald met belastinggeld en het is niet meer dan logisch dat daar verantwoording over moet worden afgelegd. Desondanks is het nog maar de vraag of een evaluatie nu echt leidt tot verbetering van een opleiding of dat problemen juist onder het tapijt worden geschoven. Om terug te keren naar het voorbeeld van de horeca, het is leuk en aardig dat de keuken in ieder geval gedurende één week mooi schoon is, maar dit zegt natuurlijk niets over de rest van het jaar.
De hele manier waarop de evaluaties in het hoger onderwijs verlopen werkt het laatste in de hand. Dat was in ieder geval de indruk die ik kreeg tijdens de proefsessie voor de beoordeling van de opleiding Culturele Antropologie hier in Utrecht. En dit mooi weer spelen gaat verder dan ervoor zorgen dat de mannen netjes geschoren zijn en vrouwen een mooie jurk uit de kast trekken – één van de dingen die werd aangeraden. Het docenten- en managementteam is namelijk bezig met het beschermen van haar opleiding. Ze willen immers de goedkeuring van het NVAO om verder te gaan met wat ze het liefste doen. Ze willen niet hun baan en het lot van hun studenten op het spel zetten.
Het buiten hangen van de vuile was is dan ook niet aan te raden. Er werd tijdens deze voorbereidende sessie dan ook expliciet gemeld dat de evaluatiecommissie niet gebruikt moest worden om te vragen om extra geld of personeel, ook al is het gebrek aan beiden een groot probleem. De hele opzet van de visitatie zorgt er dan ook voor dat de uiteindelijke beoordeling minder zegt over de opleiding dan dat het zou kunnen doen. De reikwijdte van de evaluatie is niet groter dan wat er intern gebeurt.
Om een voorbeeld te geven. Bij de bachelor antropologie was het vroeger zo dat elke student haar of zijn eigen onderzoek mocht doen. Recente bezuinigingen hebben er echter toe geleidt dat er minder begeleiders konden worden aangetrokken waardoor de opleiding genoodzaakt was studenten per tweetal onderzoek te laten doen. Dit wordt betreurd door de docenten, maar voor de proefcommissie was het van belang dat de docenten wisten te verantwoorden waarom ze deze keuze hadden gemaakt. Het gevolg was dat in plaats van het uiten van (terechte) kritiek op de bezuiniging zélf, het besluit voor een onderzoek in duo’s werd verdedigd met dat het ‘de samenwerking tussen studenten zou verbeteren’. Dit hoeft natuurlijk niet onwaar te zijn, maar het gaat hier wel om een legitimering achteraf. De ware reden van dit besluit was niet het verbeteren van de kwaliteit, maar ging om het zo goed mogelijk verwerken van een opgelegde bezuiniging.
Nu kun je je afvragen of de commissie van het NVAO het juiste platform is om bezuinigingen te bekritiseren. Het gaat ten slotte om het onderwijs en niet om politieke besluiten over waar en hoe kan worden bezuinigd. Aan de andere kant, wat is een evaluatie nog waard wanneer een dynamiek zoals in het voorbeeld hierboven, in gang wordt gezet. Wat zegt het nog als opleidingen keer op keer een goede beoordeling krijgen, ondanks het simpele feit dat het behoud van de kwaliteit van onderwijs onmogelijk is als er elke keer minder middelen beschikbaar zijn. De prijs moet ergens worden betaald: minder geld betekent minder docenten, wat leidt tot minder contacturen of een hogere werkdruk. De afhankelijkheid van goedkeuring door het NVAO zorgt ervoor dat dit soort dingen worden afgezwakt om het voortbestaan van de opleiding te verzekeren. #
Pingback: Krantje Boord Nr. 13 Oktober 2012 vers van de pers | Nieuws | Kritische Studenten Utrecht