Over de zwaar ondergewaardeerde schoonmaaksector.
door Joska Ottjes.
In het voorjaar van 2010 vond de langste sectorbrede staking in Nederland plaats sinds 1933, de negen weken –durende staking van de schoonmakers. De vakbondscampagne ‘Schoon Genoeg’, opgezet door FNV Bondgenoten en de schoonmakers, zorgde ervoor dat de werksituatie van de vele schoonmakers in Nederland onder de aandacht werd gebracht.
Nadat de cao-onderhandelingen tussen de vakbonden en werkgeversorganisatie OSB stukliepen, werden de schoonmaakstakingen gestart die voornamelijk plaatsvonden bij grote opdrachtgevers zoals het UWV, Schiphol en de NS. Velen zullen zich dit herinneren door onder andere de schoonmakersbezetting van Utrecht Centraal die vijf dagen en nachten aanhield. Na negen weken bereikten de vakbonden en werkgevers een principeakkoord over het cao, waarmee 150.000 schoonmakers voor de twee daarop volgende jaren een structurele loonsverhoging zouden krijgen van 3,5%. De staking was een succes, maar de schoonmakers verdwenen daarmee ook van het toneel. Onterecht zo blijkt, want niet alleen is het toentertijd gewonnen cao ten einde gelopen op 31 december 2011, maar het fundamentele probleem waar de schoonmaaksector al jaren mee kampt, blijft tot aan de dag van vandaag onveranderd; te weten het gebrek aan respect.
De werkplek van schoonmakers is erg gevarieerd, van belastingkantoren tot treinen, van onderwijsgebouwen tot ziekenhuizen. Ondanks dat schoonmakers een zeer belangrijke spil vormen in ieders dagelijks leven (we hebben onder andere ervaren hoe snel afval zich kan opstapelen in negen weken), zijn schoonmakers in verschillende opzichten onzichtbaar en worden bewust onzichtbaar gehouden. Dit heeft te maken met de werkomstandigheden die de afgelopen jaren in toenemende mate zijn verslechterd. Opdrachtgevers als de Universiteit Utrecht en Hogeschool Utrecht zijn niet de werkgevers van de schoonmakers zoals zij dit vroeger waren, maar besteden dit uit aan het op dat moment goedkoopste schoonmaakbedrijf. Gezien het schoonmaakbedrijf een contractduur van vier jaar aangaat, zal er na die vier jaar een nieuwe concurrentiestrijd losbarsten tussen de schoonmaakbedrijven om uitgekozen te worden, ‘to do the job’ met de laagste prijsgarantie. De opdrachtgever is uiteraard blij met haar goedkope aanbesteding, maar vraagt het schoonmaakbedrijf tegelijkertijd om met dezelfde regelmaat dezelfde hoeveelheid ruimtes schoon te maken zoals het voorgaande bedrijf dat deed. Aangezien het schoonmaakbedrijf zichzelf enige winst wil toebedelen, kunnen we hieruit logisch concluderen dat deze ontwikkeling onvermijdelijk zijn weerslag heeft op de schoonmakers.
Uit ervaringen van schoonmakers (op de Uithof en elders) blijkt dat schoonmaakbedrijven regelmatig dreigementen uitdelen en regelementen toepassen om ervoor te zorgen dat schoonmakers niet opkomen voor, en/of niet bekend worden met, de rechten die zij bezitten. Situaties waarin schoonmakers te weinig uitbetaald krijgen, niet uitbetaald krijgen bij ziekte, worden gedwongen te werken bij ziekte, moeten werken zonder de juiste middelen (zoals handschoenen), vormen regelrechte schendingen van de toch al magere cao. Schoonmakers die bij de werkgever aankloppen in verband met een onterechte behandeling, worden gedreigd met overplaatsing naar een andere werkplek, mogelijk in een straal van 30 kilometer van de huidige werkplek, of met ontslag. Naast deze dreigementen die moeten voorkomen dat schoonmakers uit de onzichtbaarheid treden, dragen ook de regelementen van onder andere de werktijden en werkdruk toe aan deze tendens. De schoonmaaksector opereert in toenemende mate buiten de gevestigde kantooruren, oftewel in de vroege ochtend- en late avonduren. Hierdoor wordt de gehele schoonmaaksector als het ware afgesneden van de overige sectoren en de samenleving als geheel. Waar de schoonmaker op de Uithof vroeger nog contact had met de student, de docent en overig personeel tijdens pauzes, is dit nu totaal verdwenen. Ten eerste bouwt de schoonmaker geen band op met het pand en de mensen gezien de schoonmaker regelmatig van locatie wisselt. Ten tweede krijgen schoonmakers te horen dat ze niet met collega’s en andere mensen op de werkvloer mogen praten, indien werktijden onder kantooruren plaatsvinden. En tot slot zal de schoonmaker door de continue oplopende werkdruk geen mogelijkheid krijgen om stil te staan bij zijn/haar eigen werkomgeving.
Naast de overwinning van cao-onderhandelingen in 2010, gaat het hier dus om een diepgaand probleem, de onwil van de samenleving om de schoonmaaksector te beschouwen als gelijkwaardig aan de overige sectoren in Nederland, en als een sector waardig om deel uit te maken van de samenleving. Hieraan ten grondslag ligt de neoliberale doctrine die het beleid bepaalt aan de hand van winst en continue economische groei in plaats van zelfontwikkeling en ontplooiing van de mens. Zo worden in de schoonmaaksector geen opleidingsmogelijkheden aangeboden en is er sprake van een vergaande flexibilisering. Deze winstmentaliteit zorgt voor het opdelen van arme en rijke lagen van de samenleving en draagt hiermee tegelijkertijd bij aan een verstoorde perceptie van de ‘eigen’ welvaart wat discriminatie in de hand werkt. Deze lijnen van onderscheid worden aangewakkerd en versterkt door het huidige politieke crisisbeleid. De overwinning voor de schoonmakers gedurende een cao-conflict is uiteraard een positief resultaat en het plaatst de schoonmakers in de schijnwerpers. Maar belangrijker nog is dat dit jaar, 19 maart is uitgeroepen tot Dag van de Schoonmakers, een dag waarop wordt gevierd hoe de schoonmakers uit de onzichtbaarheid zijn gestapt en respect en waardering hebben geëist. Want dat is het streven en het uiteindelijke doel, en dat kan enkel bereikt worden door op te staan tegen het huidige politieke en economische beleid. Duidelijk mag zijn dat de schoonmakers er schoon genoeg van hebben en zij dat ook zullen laten blijken.