KSU en Comité Ander Europa namen het Europees onderwijsbeleid onder de loep.
door Alexander Beunder & Jeremy Crowlesmith
Binnenkort verschijnt de brochure Europa en het Hoger onderwijs: Meer winst voor bedrijven, hogere kosten voor studenten, minder kwaliteit. Hieronder alvast een korte preview.
Mail kritischestudentenutrecht@gmail.com voor een gratis papieren druk (gratis), download de pdf hier en lees de complete versie online:
[issuu width=420 height=299 printButtonEnabled=false backgroundColor=%23222222 documentId=120618205654-f268eb9b4e184a0e9eda8ede681dd071 name=europa_en_het_hoger_onderwijs username=janappel unit=px v=2]
De tendens van commercialisering van het hoger onderwijs is algemeen en is zeker niet alleen in Nederland aan de orde. Deze trend komt niet uit de lucht vallen maar is het gevolg van een neoliberale benadering van het onderwijs, een benadering waarbij onderwijs en onderzoek in dienst staan van ‘de economie’, of eigenlijk van het streven naar winst. Het is een benadering waarbij aan onderwijs en wetenschappelijk onderzoek geen eigen intrinsieke waarde meer wordt toegekend.
Het Europees beleid is nauw verbonden aan een internationale tendens. De internationale denktank Tri-lateral Commission (waaraan deelnemen de VS, Japan en Europa) schreef in 1975 een publicatie getiteld ‘Crisis van de democratie’. Deze crisis was het feit dat er te veel democratie was opgekomen in de jaren zestig en zeventig, oftewel burgers hadden te veel invloed op beleid. ‘De instituties [kerken, scholen en universiteiten] die traditioneel gezien verantwoordelijk zijn voor het indoctrineren van jongeren hebben gefaald’, aldus de publicatie. Om deze trend te keren werd voorgesteld om het voor studenten moeilijker te maken om zich met activisme bezig te houden. Een van de manieren om dit te doen was om collegegeld in te voeren of te verhogen. Met studieleningen van tienduizenden dollars of euro’s zullen niet veel studenten voor ideëel werk kiezen. Omdat je de lening terug moeten betalen zullen ze eerder kiezen voor een goed betaalde baan bij een groot advocatenkantoor.
Europa speelt een centrale rol in het doorvoeren van het neoliberalisme in het algemeen. Maar geldt dat ook voor het hoger onderwijs? Formeel heeft Europa op dit onderwerp slechts een ‘aanvullende bevoegdheid’. Toch heeft Europa wel degelijk direct en indirect grote invloed op veranderingen in het hoger onderwijs. Onderwijs is een terrein dat niet onder de bevoegdheid van de EU valt, maar allerlei niet-bindende afspraken tussen Europese landen bleken voldoende om het hele hoger onderwijs volgens neoliberale lijnen om te vormen.
In maart 2000 kwamen de Europese regeringsleiders in Lissabon bij elkaar voor een vergadering van de Europese Raad. Ze formuleerden een doelstelling voor Europa in 2010: “Europa moet de meest competitieve en dynamische kenniseconomie van de wereld zijn.” Daarvoor was in de woorden van de Raad “een ambitieus programma voor het moderniseren van de stelsels van sociale zekerheid en onderwijs noodzakelijk.”
Het was tijdens de top in Lissabon zeker niet de eerste keer dat Europa zich uitsprak over het hoger onderwijs. Er werd al langer gepleit voor ‘modernisering’ en er waren al de nodige stappen gezet. Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991, toen de Europese integratie in een stroomversnelling kwam en nieuwe lidstaten zich bij de Europese Unie aansloten, werd op veranderingen in het hoger onderwijs aangedrongen. De Europese Commissie publiceerde in 1991 een ‘Memorandum on higher education in the European community’ waarin enkele voorstellen werden gedaan. De Europese Commissie constateerde toen dat er vanuit werkgevers behoefte was aan de creatie van één Europese arbeidsmarkt van hoger opgeleiden.
De Europese Commissie pleitte er voor om de grote ondernemingen en het midden- en kleinbedrijf een stem te geven in het onderwijsbeleid. “Zowel het curriculum als de onderwijsvorm moet mede door werkgevers worden bepaald en vertegenwoordigers van werkgevers moeten een plaats krijgen in de besturen van onderwijsinstellingen en adviserende commissies,” aldus het memorandum. Inmiddels is dit beleid ver doorgevoerd. “Topondernemers controleren de universiteiten,” was dan ook de conclusie van NRC Handelsblad in een artikel uit 2006 waarin de belangenverstrengeling tussen universiteiten en het bedrijfsleven werd onderzocht.
Opvallend in het 1991 memorandum is ook de doelstelling om “het grote politieke ontwerp van politieke eenwording van Europa aan studenten te leren.” Het bijbrengen van een positieve houding ten opzichte van de Europese eenwording zien we steeds terug in de Europese onderwijspolitiek, zo ook in het ‘Bologna proces’.
Een belangrijkste stap in de richting van een geharmoniseerde Europese onderwijsmarkt werd in juni 1999 gezet in Bologna, Italië. Daar ondertekenden 29 Ministers van Onderwijs uit EU-landen en een enkel niet-EU-land de “Bologna verklaring”. Ofschoon het slechts een verklaring en geen bindend verdrag is, heeft de Verklaring van Bologna en de verdere uitwerking daarvan, het zogenoemde “Bologna proces”, een groot effect op het hoger onderwijs in Europa.
Pingback: Krantje Boord Nr 11. April 2012 vers van de pers | Nieuws | Kritische Studenten Utrecht