Ga je zelf op vakantie deze zomer, en ben je benieuwd waarom? Zie in onderstaande grafiek, op basis van CBS-cijfers, welke inkomensklassen en sociale groepen in Nederland het meeste op vakantie gaan.
Het gaat hier om deelnemers aan “lange vakanties”, volgens de definitie van CBS; “een verblijf buiten de eigen woning voor ontspanning of plezier met ten minste vier opeenvolgende overnachtingen.”[1]
Niet verrassend: lage inkomensklassen gaan een stuk minder op vakantie dan hogere inkomensklassen. Van de huishoudens met een bruto huishoudensinkomen onder de 17.500 euro neemt zo’n 47,2 procent wel eens een langere vakantie. Dit percentage is bijna het dubbele (88,7 procent) onder huishoudens met een bruto huishoudensinkomen boven de 56.000 euro.
Sociale groepen die relatief weinig op vakantie gaan: de arbeidsongeschikten en bijstandsontvangers (52,8 procent) en gepensioneerden, renteniers, AOW-ontvangers en VUT-ters (65,6 procent). De sociale groep die het meest op vakantie gaat: de ‘hogere werknemers’ (90.2 procent).
Studenten scoren nog relatief hoog (77,4 procent), maar, als deze cijfers kloppen, neemt dus 22,6 procent van de studenten geen enkele vakantie van “ten minste vier opeenvolgende overnachtingen”.
- inkomen = het bruto huishoudensinkomen (voor aftrek van de belastingen); alle inkomsten van ieder lid van het huishouden. Bron: Eigen grafiek op basis van CBS (2013). (Zie excel document met percentageberekeningen)
Kortom, het totaal aantal vakanties van Nederlanders is enorm toegenomen in de afgelopen decennia, zoals uit deze CBS grafiek blijkt…
Bron: CBS (2013)
…maar kennelijk profiteren niet alle inkomensklassen en sociale groepen evenveel van deze vakantietoename.
____________________________________
[1] Zie de volledige definitie van CBS hier (klik op “Neemt deel aan lange vakantie”): In 2001 en eerder: een verblijf buiten de eigen woning voor ontspanning of plezier met ten minste vier opeenvolgende overnachtingen anders dan bij familie of kennissen thuis doorgebracht. Vanaf 2002: een verblijf buiten de eigen woning voor ontspanning of plezier met ten minste vier opeenvolgende overnachtingen. Ook het logeren bij familie, vrienden of kennissen in het buitenland valt onder het begrip vakantie. Een verblijf bij familie, vrienden of kennissen in Nederland telt echter niet mee, tenzij de bewoners de hele tijd of de meeste dagen afwezig waren”.
Meer:
- “Vakantie van Nederlanders” (verschillende cijfers & grafieken van CBS)
- “America: Where the Poor Don’t Get Holidays Off” (Weissman, 2013, The Atlantic). “Vacation inequality, it turns out, is an actual problem in the United States.”
Ik snap dit artikel niet.
Mensen die meer geld hebben zullen uiteraard ook vaker een duur goed kopen of een activiteit ondernemen waar veel geld bij gemoeid is.
Vanwaar de licht afkeurende/verontwaardigde toon over dit symptoom van het verschil in vermogen? Het gebruik van deze kritische toon op dit onderwerp lijkt niet oprecht voort te komen uit een grote zorg(bij mij zou dat in ieder geval niet zijn, dus misschien ben ik aan het projecteren) onze gemeenschappelijke welzijn als samenleving, wat een gevaarlijke trend zou zijn.
Deze site wordt niet door de massa gelezen, dus je hebt nog het geluk dat je kan doen wat je wil en niet verplicht bent stukjes te schrijven in een impliciet afgesproken toon met de lezer, in deze context de kritische toon, ook als het onderwerp er zich niet helemaal voor leent. Maak daar gebruik van, dat wordt het kritische geen ‘toontje’, wat niemand wil neem ik aan.
* voor onze gemeenschappelijke welzijn
Vind dat die toon best meevalt, het is natuurlijk logisch dat mensen met meer geld meer, vaker en op duurdere vakanties gaan dan mensen met minder geld. Een ‘afkeurende toon daarbij is wat je zelf interpreteert, als je iets leest weet je natuurlijk niet op wat voor manier de schrijver het zegt.
Op zicht wel logisch dat mensen met meer geld op vakantie gaan. Helaas zal dit ook denk ik altijd zo blijven..