Verslag van het Europees Onderwijs Forum in Berlijn
Terwijl in het Hilton hotel in Berlijn de Europese onderwijsministers vergaderden, kwamen van 18 tot 20 september een paal honderd meter verderop in de oude Humboldt Universiteit studenten uit verschillende landen van Europa bijeen om een eigen conferentie te houden. Studenten uit verschillende politieke richtingen waren aanwezig behalve de studentenbonden die liever met de ministers in het Hilton meeborrelden en urenlang hun oor te luisteren wilden leggen bij gortdroge toespraken van oude grijze mannetjes in al even grijze pakken. In tegenstelling tot de ministers elders discussieerden de deelnemers aan het onderwijs forum over de vraag hoe het onderwijs werkelijk beter, democratischer, toegankelijker zou kunnen worden georganiseerd.
De ministers daarentegen vergaderden voor de zoveelste keer over de voortgang van het zogenoemde ‘Bologna proces’. Zoals de naam al doet vermoeden ligt de basis van dit proces bij de besprekingen zoals die in 1999 zijn gevoerd in Bologna omtrent de vorming van een eenvormig Europees onderwijssysteem. Destijds werd vastgelegd dat alle verschillende onderwijstradities en onderwijssystemen in Europa naar het Angelsaksische Bachelor-Master model moesten worden hervormd. Zo is dit jaar in Nederland het oude vierjarige doctoraalprogramma omgevormd tot een driejarig Bachelor-programma met aansluitend een een- of tweejarige Master. Bovendien moet de invoering van dit systeem vergezeld gaan met een eenvormig berekeningssysteem in heel Europa (ECTS) van de zwaarte van vakken. In Berlijn werd dus niets nieuws besproken maar werd enkel de voortgang van het Bologna proces werd geavaleerd.
De Europese Unie gebruikt mooie termen als ‘een levenlang leren’, ‘stimuleren van studentenmobiliteit’ en ‘mobiliteit van docenten’ om de invoering van het nieuwe model te verantwoorden. Tijdens het Europees Onderwijs Forum georganiseerd door de studenten klonk echter veel kritiek op het Bachelor-Master systeem. In plaats van een levenlang studeren te stimuleren wordt de invoering vooral aangegrepen verder te bezuinigen op het onderwijs. In Nederland lijkt de invoering van de Masters vooral tot gevolg te hebben dat het overgrote gedeelte van de studenten een ‘professionele Master’ moet volgen met een verplichte stage. Slechts een klein gedeelte kan voltijd verder aan de universiteit met een ‘wetenschappelijk Master’. Hiermee is het volgen van een meer beroepsgerichte studie voor veel studenten niet langer een keuze maar de enige mogelijkheid geworden.
Bovendien lijkt het er nu al op dat door de toenemende druk op studieprestaties en rendementen via het huidige beurzenstelsel en de afrekening van universiteiten op het zo snel mogelijk afleveren van studenten er toe te leiden dat veel studenten er voor kiezen met een Bachelor-diploma, dat vaak ook een meer algemeen-oriënterende en praktische inhoud kent, de universiteit te verlaten. Klaar voor de arbeidsmarkt misschien, maar zeker nog niet klaar met de ‘wetenschappelijke studie’ waarmee de student de universiteit werd binnengelokt.
Hoewel tijdens het forum het nadenken over alternatieve vormen van kritisch en onafhankelijk onderwijs centraal had moeten staan, overheerste er eerder pessimisme over de actuele gevolgen van Europees en nationaal onderwijsbeleid. Het dreigende gevaar van commercialisering en vervlakking van wetenschappelijke studies lijkt door de invoering van het Ba/Ma systeem alleen maar toe te nemen. Niet de nieuwsgierigheid van de student als mens staat centraal, niet de wens van mensen zich kritisch en onafhankelijk te ontwikkelen, maar het creëren van een onderwijsmarkt. Een onderwijsmarkt waarin de student zowel product als consument is. De consument die vrij door Europa kan rondshoppen, maar aan de andere kant ook zo snel mogelijk als onderwijsproduct zijn economisch nut op de arbeidsmarkt zal moeten bewijzen.
Tijdens het forum werd met nostalgie teruggekeken op experimenten uit het verleden. Duitsland kent wat dat betreft immers een indrukwekkende traditie. Tijdens een workshop over de Kritische Universität werd teruggeblikt op experimenten uit de jaren zestig, zeventig en tachtig, om los van de officiële universiteit onderwijs aan te bieden dat verder kijkt dan zuiver wetenschappelijke of economische interesses. Docenten die voor de reguliere universiteit te kritisch waren, werden uitgenodigd over maatschappelijk betrokken onderwerpen colleges te geven. In de jaren zestig en zeventig ging dit vooral over kritische economie, theorievorming omtrent radicale democratisering en feminisme. In de jaren tachtig kwamen vooral milieuproblematiek en kritiek op de bewapeningswedloop aan de orde in de alternatieve colleges. Tijdens de workshop moest worden vastgesteld dat van die oude kritische universiteiten nauwelijks nog iets over was.
Het idee van de Projektwerstätten werkt wel nog steeds door in het huidige onderwijs. Dit experiment van begin jaren negentig richtte zich op onderwijs in kleine groepen, waarbij studenten zelf hun werkvormen konden kiezen en alternatieve thema’s werden aangesneden. Typerend ook voor deze periode is echter dat zelfs in deze werkplaatsen een sterker accent op de toekomstige beroepspraktijk van de student kwam te liggen. Een destijds progressieve gedachte, die nu juist bij alternatieve studentengroepen op kritiek kan rekenen. Veel van deze groepen grijpen juist weer terug op het oude Bildungsideal zoals dat onder andere door mensen als Humboldt in de negentiende eeuw werd geformuleerd. Een onderwijsideaal dat eerder is gericht op algemene vorming en persoonlijke ontwikkeling dan op de beroepspraktijk. Door de nadruk te leggen op dergelijke idealen krijgt het huidige studentenprotest daarom wellicht ongewild in veel gevallen eerder een conservatief dan een progressief karakter.
De opkomst tijdens het forum in Berlijn was enigszins tegenvallend: 400 tot 500 mensen. De verdeeldheid binnen de Duitse studentenbeweging en het feit dat het forum in de semestervakantie in Duitsland werd georganiseerd waren hier met name debet aan. Het forum werd vergezeld door een aantal acties. Een betoging bij het Hilton hotel mocht natuurlijk niet ontbreken. Tijdens de persconferentie van de Europese onderwijsministers vond een flashmob actie plaats. Afsluitend was er een grote demonstratie door de Duitse hoofdstad.
De vraag is hoe het nu verder moet met de studentenbeweging. Het beeld dat in Berlijn overheerste was dat van een beweging die langzaam aan wellicht weer wat aan zegkracht teruggewonnen heeft. Aan de andere kant werd terecht meermalen door mensen afgevraagd wat de roep van progressieve studentengroepen om meer inspraak aan de universiteit voor zin heeft als zo weinig mensen aan universiteiten zich daar ook maar een moment druk om maken. De gewilligheid waarmee de huidige student zich laat terugdringen in haar of zijn rol als passieve en weinig strijdbare en kritische student is ongelofelijk. In Nederland kon de ene bezuiniging na de andere plaats vinden, kon de gehele studenteninspraak worden gereduceerd tot een belachelijke vorm van symbolische medezeggenschap met de invoering van de MUB (Wet Modernisering Universitaire Bestuursstructuur uit 1997) zonder dat ook maar op enige wijze studenten in beweging kwamen.
De studentenbonden proberen de laatste jaren weer met enige schroom de straat op de gaan, maar ook dit protest is niet werkelijk geloofwaardig, aangezien de meeste besluiten over onderwijs worden genomen tijdens conferenties en commissies waarin de bonden zelf vertegenwoordigd zijn. “Een ander onderwijs is mogelijk!” was de leus van het forum. Het is de vraag of studenten daar zelf nog in geloven. Des te opmerkelijk is het dat juist kleine studentengroepen het protest levendig houden. Het protest in Berlijn werd vooral georganiseerd door kleinere actiegroepen, die met beperkte menskracht (kerngroep van 12 personen) toch een internationaal forum wisten te organiseren. Het zijn kleine groepen die proberen op lokaal niveau de veranderingen in het onderwijs te koppelen aan internationale thema’s als globalisering. Het forum had daarom vooral de functie de contacten op interlokaal niveau verder uit te bouwen en te proberen studenten alleen daar waar dat echt kan kritisch te houden: op school en aan de universiteit zelf. En niet in het Hilton.