Kerstavond bestond voor mij uit eten, rode wijn drinken en slechte kerstfilms kijken met vrienden. Voorbereid op het ergste, bleken de kerstfilms toch vermakelijker dan verwacht.
De films die we keken waren ‘Santa Baby’ en ‘All she wants for Christmas’. Santa Baby gaat over een succesvol businessconsulente, die de dochter van de kerstman blijkt te zijn, terug moet naar de Noordpool om in te vallen voor haar zieke vader om kerstmis te redden. De vrouwelijke hoofdpersoon in All she wants for Christmas droomt van een carriere op wallstreet en zal haar kleine stadje Forest City na kerstmis verlaten voor New York.
Als de hoofdpersoon uit Santa Baby aankomt op de Noordpool is het eerste wat haar opvalt de inefficientie van Santa’s Workshop. Nu zij voor een kerst de controle over de fabriek heeft begint ze deze te hervormen. De elven die hier werken zijn hier echter niet gelukkig mee, ze krijgen specifieke taken, minder pauze, minder koekjes en hebben daarom minder plezier in hun werk. Het is niet moeilijk om hierin Marx zijn economische vervreemding te zien, door arbeidsdeling halen arbeiders minder voldoening uit de creatie van hun product. Uiteindelijk gaat de hoofdpersoon, Mary Class, overstag en blijft alles traditioneel, verhindert ze een collega een shopping mall van de Noordpool te maken en red ze kerstmis.
In All she wants for Christmas droomt de hoofdpersoon, die ook Mary heet, over een carriere over wallstreet en schrijft ze een thesis over de lokale kerstdecoratiefabriek Aikens. Nadat ze aan het daten slaat met een nieuwe werknemer komt ze eracher dat het bedrijf verlies draait, dat de nieuwe werknemer de undercover eigenaar is en dat deze de fabriek naar het buitenland wil verplaatsen om meer winst te kunnen maken. Ze is overtuigd dat voor succes op Wall Street ze nooit medelijden moet hebben, kan ze het sluiten van de fabriek en het ontslaan van de arbeiders toch niet over haar hart krijgen. Ook hierin zien we een van de gevolgen van kapitalistische ontwikkeling, het uitbesteden van werk om tot meer winst te komen. Tegelijkertijd wil een grote supermarktketen een vestiging in het stadje openen, wat tot verzet van de lokale middenklasse leidt, tijdens een protest wordt geschreeuwd “What do you want Mary, you want some guy in New York get richer while we are just slaves for them?” Helaas eindigt de film nogal onrealistisch in een deal tussen Megamart, de middenklasse en de fabriek van Aikens: De lokale ondernemers laten Megamart toe als deze haar opening buiten de stad opent en produkten van Aikens in al haar filialen zal verkopen.
De dag erna kijk ik nog snel Santa Baby 2, waarin de elven op de Noordpool gaan staken voor betere arbeidsomstandigheden en het even lijkt alsof kerstmis gerund wordt door elven zelfbestuur, maar dit blijkt uiteindelijk opgezet door een elf die de macht wil grijpen, ontmaskert wordt en alles wordt weer zoals vanouds.
De meeste kerstfilms zijn propaganda voor kapitalisme en materialisme, en deze twee zijn daarop geen uitzondering. Maar tegelijkertijd lijkt het erop dat het idee van een ‘Christmas spirit’, met liefdadigheid en zorgen voor elkaar botst met het idee van kapitalistische ontwikkeling, en dat komt in deze films wel naar voren. Natuurlijk wordt dit in beide films niet revolutionair opgelost, wel via welwillende werkgevers, goede deals en traditionalisme, maar een bepaalde frictie tussen menselijkheid en ons huidige economische systeem komt toch naar voren.