Uit Transfer Magazine (juli 2009) door Kritische Studenten Utrecht
De gangbare weergave van de Bologna-declaratie is tamelijk positief. De hervormingen worden gepresenteerd als uitwerkingen van het idee om een ‘Europese Hoger Onderwijsruimte’ te creëren, waarbinnen studentenmobiliteit centraal staat. Deze mobiliteit, waar geen weldenkend mens tegen zou zijn, wordt als ‘lipstick on a pig’ gebruikt om hervormingen door te voeren die fundamenteel economisch van aard zijn.
Immers, het andere centrale idee van de declaratie is ‘het vergroten van de internationale concurrentiepositie van de Europese universiteiten’. Wat wij in dit stuk gaan beweren is dat deze economisering van het hoger onderwijs, waarvan het Bologna- proces de internationale component is, verstrekkende, directe en indirecte, negatieve gevolgen heeft.
Het idee van het vergroten van de concurrentiepositie houdt in dat er een overkoepelend systeem wordt ingevoerd waarin de activiteiten van de universiteiten meetbaar en onderling vergelijkbaar worden gemaakt, zoals ECTS en het Bachelor-Mastermodel. Nu zijn deze administratieve hervormingen inderdaad heel bruikbaar en vergemakkelijken van de studentenmobiliteit. Deze meetbaarheid wordt echter misbruikt om de economisering van het onderwijs verder gestalte te geven. ECTS en diploma’s worden gezien als ‘output’ van de onderwijsinstelling. In dit kader ontstaan voorstellen zoals studenten te laten betalen voor extra studiepunten en de nadruk op de marktwaarde van een bachelordiploma.
De hervormingen hebben niet aantoonbaar geleid tot een betere kwaliteit. Studenten en docenten zien eerder een verschraling van het hoger onderwijs. De voorstanders van de economisering moeten dan ook terugvallen op allerlei nietszeggende statistieken, die kwaliteit reduceren tot iets puur kwantitatiefs. Wat ertoe leidt dat een overvolle collegezaal kan worden uitgelegd als iets positiefs, want ‘efficiënt’.
Het discours van de Europese onderwijsministers staat in schril contrast met het gevoerde beleid. Zowel de leuvendeclaratie als minister Plasterk erkennen dat hoger onderwijs een publiek verantwoordelijkheid is en meer geld verdient. Toch zien wij voor de komende jaren alleen maar bezuinigingen; wat is hier dan aan de hand?
Ten eerste gaat een groot deel van de extra uitgaven aan onderwijs op aan een toenemend aantal studenten en wordt er gemeten per student helemaal niet meer uitgegeven, maar juist minder. Ten tweede moeten we kijken naar waar het geld van de overheid in wordt geïnvesteerd. Het geld gaat in toenemende mate van publiek naar privaat onderwijs en onderzoek, en wordt zo een ‘neoliberale vorm van subsidie’. Het neoliberalisme is tenslotte een overheidsgestuurd proces dat publieke instituten openbreekt door bedrijven toegang te verlenen tot nieuwe markten.
Een van de voorbeelden hiervan is de Duisenberg International School of Finance. Deze opleiding wordt deels gefinancierd door de overheid (5 miljoen euro) en financiële instellingen, waaronder Aegon, Fortis en ING, betalen de rest. Dit komt neer op een investering niet zozeer in onderwijs, maar in de toekomstige human resources van ING of Fortis. Dat de bedenkers deze opleiding trots zijn op de vele contacturen, de kleine groepen, en het torenhoge collegegeld (26.000 Euro), en de goede resultaten die dit waarschijnlijk zal opleveren, is begrijpelijk, maar voor ons, de ‘gewone’ student is dit onbegrijpelijk.
Ook docenten merken weinig van de zogenaamde verhoging van het onderwijsbudget. Om geld te besparen heeft de docentenstaf een nieuw semipermanent lid: de flexdocent. Deze net afgestudeerden zijn weliswaar goedkoop, maar ze zijn onervaren en hebben intensieve begeleiding van de vaste staf nodig. Dit heeft als gevolg dat de docenten met ervaring meer bezig zijn met het begeleiden van de flexdocenten dan met het geven van onderwijs. Op het moment dat de universiteit de parttimers een vast contract moet aanbieden (na drie jaar) worden ze vervangen, en het hele proces begint van voor af aan.
In het strategisch jaarplan 2009-2013 van de Universiteit Utrecht zien we dat de universiteit anticipeert op het verminderen van de eerste geldstroom. Haar medewerkers worden aangespoord zich op het bedrijfsleven te richten voor de financiering van onderzoek. Mede daarom mogen we binnenkort toetjesgigant Danone verwelkomen op onze universiteit (Utrecht). Zoals bekend heeft deze verschuiving serieuze gevolgen voor de wetenschappelijke integriteit.
Wij zien een overheid die wél bereid is om te investeren in dit semiprivate onderwijs, maar die de hand op de knip houdt wanneer het aankomt op het publieke hoger onderwijs; ze klaagt over de zesjescultuur, maar is niet bereid is om extra te investeren in kleinschaligheid die studenten motiveert. Er wordt voortdurend gesproken in termen van een kenniseconomie, terwijl de werkelijke kwaliteit niet gewaarborgd wordt. Als studenten willen we onderwijs om met een kritische houding kennis te verwerven, iets waar ieder recht op heeft, en wat essentieel is voor gezonde maatschappij. Door de hervormingen wordt deze mogelijkheid ons ontnomen. Die ruimte willen en nemen wij terug.
–
Transfer Magazine is het journalistiek onafhankelijke vakblad met nieuws en achtergronden over de internationale samenwerking in het hoger onderwijs en onderzoek.