Vandaag komt ons het nieuws binnen dat universiteiten strenger mogen selecteren. Zullen studenten meer geselecteerd worden op kwaliteit en capaciteit? Wellicht, maar dan wel volgens eigen opgestelde criteria. En een steeds belangrijker criterium wordt: wat is je toekomstige waarde op de arbeidsmarkt? Zijlstra’s boodschap dat het “verschil in titulatuur tussen hogescholen en universiteiten verdwijnt, zodat hbo-studenten in het buitenland beter op hun waarde worden geschat” geeft nogmaals weer dat dit kabinet de Universiteit voornamelijk beschouwt als een werving, selectie en training bureau. En de opleidingsinstelling die niet aan deze ‘kwaliteit’ voldoet, wordt in de toekomst gekort in financieen, meldt Zijlstra in hetzelfde bericht.
Een belangrijk bijkomend voordeel is dat er met selectie ook een numerus fixus ingesteld kan worden op elke opleiding, en opleidingen kleiner en groter kunnen worden naargelang de vraag vanuit de arbeidsmarkt. Hiermee wordt eindelijk de flexibiliteit in het onderwijs bereikt die aansluit op de flexibiliteit (lees=precariteit) van de moderne arbeidsmarkt. Nima schreef er eerder over in Krantje Boord “Discours van het universiteitsbestuur — deel 2“: “Nog een bijkomend “voordeel” van selectie en numerus fixus is dat de
opleidingen kleiner en groter kunnen worden naargelang de vraag vanuit de arbeidsmarkt. Daarvoor heeft de universiteit ook nodig dat deze snel docenten kan aannemen en ontslaan. De aanname is dat de motivatie van studenten niet intrinsiek is, maar ten opzichte van de arbeidsmarkt verandert. Dat veel mensen (kunst)geschiedenis studeren is gewoon niet meer van deze tijd van carrièrekansen. Zijn er nu landelijk honderdduizenden ict’ers en technici nodig, en geven de overheid en bedrijven subsidie, moeten er ook plots honderduizenden meer jongeren zijn die graag ict’er of technicus willen worden of de universiteit loopt de subsidie mis. In realiteit zullen veel studenten deze kans pakken terwijl hun interesse oorspronkelijk ergens anders lag.