Uit het NRC:
1 december 2010, Bart Funnekotter
Rotterdam, 1 dec. Het kabinetsplan om al ingeschreven studenten vanaf volgend collegejaar te beboeten als zij meer dan een jaar studievertraging hebben opgelopen, is in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Dat zegt Roelof de Wijkerslooth, voorzitter van het college van bestuur van de Radboud Universiteit Nijmegen.
De Wijkerslooth, van 1991 tot 2000 directeur-generaal Wetenschappen op het ministerie van Onderwijs, wijst op een arrest van de Hoge Raad, die in 1989 over een soortgelijk voorstel afkeurend oordeelde.
Staatssecretaris Zijlstra (Onderwijs, VVD) wil in januari een wet aan de Kamer voorleggen waarin staat dat studenten die meer dan jaar studievertraging hebben opgelopen 3.000 euro extra collegegeld moeten betalen. Universiteiten en hogescholen worden ook gekort. De maatregel moet ook gaan gelden voor studenten die nu al staan ingeschreven. Voor het collegejaar 2011-2012 staat een bezuiniging van 370 miljoen euro ingeboekt.
Het ministerie van Onderwijs heeft aan het eind van de jaren tachtig met de zogenoemde Harmonisatiewet ook geprobeerd het collegegeld voor reeds ingeschreven langstudeerders te verhogen, zegt De Wijkerslooth. “Daarover heeft de Haagse rechtbank gezegd dat dit in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel. De Hoge Raad heeft dat vonnis om juridische redenen vernietigd — er was getoetst aan de verkeerde wet — maar wel geschreven dat het voornemen inderdaad botste met het rechtszekerheidsbeginsel. Dit soort maatregelen is daarom sindsdien alleen van toepassing verklaard op nieuwe gevallen.”
De Wijkerslooth vermoedt dat tijdens de coalitieonderhandelingen niet voldoende juridische expertise voorhanden was toen over dit onderwerp gesproken werd. “Ik verwacht dat de Raad van State er een stokje voor zal steken — en anders de Eerste Kamer wel. De Hoge Raad heeft indertijd duidelijk gezegd dat bezuinigingsdoelstellingen geen reden zijn om de hand te lichten met het rechtszekerheidsbeginsel.”
Een woordvoerder van het ministerie van Onderwijs zegt dat men “op de hoogte” is van de jurisprudentie en “geen problemen” verwacht bij invoering van de wet.