Zaterdagmorgen 22 november 2014: We zijn op de muur geklommen van Kamp Zeist, ook wel bekend als Detentiecentrum Soesterberg. Doel: contact met opgesloten vluchtelingen. Aanleiding: de ingebruikname van wat Fred Teeven noemt de ‘Gesloten Gezins Voorziening’.
Binnen de muur waarop we zitten, zien we de gezinsgevangenis meteen: hij bevindt zich naast ons aan de binnenkant van de muur, herkenbaar door de beelden van het ministerie zelf, waarin deze gezinsgevangenis wordt aangeprezen als ‘kindvriendelijk’ en ‘humaan’.
Via https://jokekaviaar.nl/verslag-van-muur-kamp-zeist.html.
Een verslag van Joke Kaviaar
De gevangenis bevindt zich in de noord-oost hoek van het ommuurde deel van Kamp Zeist. Wat we zien en horen is, zoals we verwacht hadden, allesbehalve humaan en kindvriendelijk. Zes houten gebouwtjes, een soort van huisjes met plat dak, en twee gele gebouwen. Het ene gele gebouw (het laagste op de beelden) blijkt het gebouw voor ex-AMA’s (Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers, die zijn afgewezen en het land uit moeten) te zijn, het andere is het gebouw waar de bewaking in zit. In het midden: een klein kunststof grasveldje en twee speeltoestellen. De hele gevangenis is neergezet op betonnen platen en omheind met een penitentiair hekwerk. Zes meter hoog, met dwars daarbovenop stroomdraden. Gele bordjes waarschuwen voor die stroom. Camera’s op het hek registreren wat er op het overzichtelijke kale terrein gebeurt.
Terwijl we het terrein bekijken, zien we in een huisje een gordijn verschuiven. We zwaaien. Van bewaking nog geen reactie te zien. In de drie uren die hierop volgen, maken we contact met twee families uit Afghanistan. Beiden zijn Sikhs, zo menen we op te maken. Gevlucht vanwege de Taliban. Het ene gezin bestaat feitelijk uit twee broers, waarvan de een met vrouw en twee kinderen. Van het andere gezin zien we een man en een vrouw en ook twee kinderen. De man daarvan lijkt duidelijk in de war en gebaart dat hij heel veel pillen slikt. Die krijgt hij om rustig te blijven. Hij laat zich af en toe vertalen. Zijn vrouw zegt niets. Als we haar zien, huilt ze. Haar dochter van 12 vertelt dat ze vier jaar in Nederland is en op de middelbare school zat toen vorige week om 6 uur ’s morgens de politie kwam en ze meenam naar deze gevangenis. Zomaar ineens uit het leven gerukt en opgesloten.
“Toen het zes uur was, we lagen te slapen, toen kwam de politie ons halen.” De klasgenootjes weten van niets. Ze woonden in Gilze. Ze zat in Tilburg op de middelbare school, in de eerste klas.
Nu moet ze terug naar Afghanistan, een land dat ze in haar heel vroege jeugd nog wel gezien zal hebben. Nederlands spreekt ze accentloos. Haar broertje zat ook nog op school. Hij vertelt op een gegeven moment dat hij gedichten heeft van klasgenootjes. Die hebben ze hem gestuurd. Verlegen staat hij daar, durft niks te zeggen, maar tenslotte gaat hij de gedichten opzoeken. Hij komt terug met zeven blaadjes papier in zijn handen maar durft ze niet voor te lezen.
De twee mannen van het andere gezin vertellen over de reden van hun vlucht naar Nederland. Ze hadden geen werk meer, de kinderen konden niet naar school, ze hadden geen huis meer. Ze zijn geen Moslims dus er werd gezegd dat het hun land niet was. Ze worden gediscrimineerd. Ze vertellen over mishandelingen door de Taliban. Niet in één keer. De heftigste dingen vertellen ze als ze van ons horen dat de politie op het punt staat om ons weg te halen. Ze vertellen dat hun haren en baard werden uitgerukt, dat ze met messen werden bewerkt op hun armen en hun gezicht. De ene man toont vanachter het hek het litteken van een messteek in zijn maag. Ze zijn overgoten met kokende olie. Omdat ze Sikhs zijn. Ze zijn twee jaar in Nederland geweest. Ze dachten hier ‘humanity’ te vinden. “Wat zegt de IND?” vragen we. De IND zegt dat als ze zich bekeren tot het christendom, ze wel kans maken om asiel te krijgen. Een gezin dat eerder deze week van de gezinsgevangenis naar een AZC is gebracht bewees dat dit waar is. ”Zij waren christenen” vertelt de man, “Ze zitten hier niet meer. Maar wij zijn Sikhs en we moeten terug naar Afghanistan.” De IND geeft niet echt een duidelijke reden. “Maar we zoeken een veilig heenkomen” herhalen ze. En: “we zijn toch geen criminelen, waarom worden we opgesloten? Laat mensen zoeken op internet naar de geschiedenis van Sikhs in Afghanistan, dan kunnen ze het zelf zien”.
Ik vraag de man wat hij verwacht dat er gebeurt als ze aankomen in Kabul, als ze gedeporteerd worden.
“Dan worden we vermoord”, vertelt hij zonder omhalen.
De DT&V heeft al twee keer geprobeerd de twee broers en het gezin te deporteren. De eerste keer was vorige week maandag. Een van de broers, de vader in het gezin, kreeg een hartaanval en de deportatie ging niet door. Ze brachten hem naar het ziekenhuis. Daar werd besloten dat het wel weer ging met hem. Woensdag zijn ze naar de gezinsgevangenis gebracht.
Een tweede deportatiepoging was vrijdag, de dag voordat wij op de muur klommen. “Gisteren,” vertelt hij, “maar onze advocaat heeft het kunnen voorkomen met een spoedprocedure”. Anders waren ze met vlucht 871 van KLM al naar Kabul gedeporteerd. Familie hebben ze niet meer in Afghanistan. Wat moeten ze daar? Waar moeten ze heen? Er is tegen hen gezegd dat als de vader van het gezin nogmaals een hartaanval krijgt tijdens een deportatie, dat zij dan wel alvast het gezin zullen deporteren. Hem deporteren ze dan later nog wel…
Zijn broer vertelt op gegeven moment dat ze beiden nu vier dagen in hongerstaking zijn. Eerst dronken ze ook niet, maar ze zijn toch maar weer wat gaan drinken. Ik heb hem gevraagd of de bewaking het weet.” Ja” zei hij, “maar ze zeggen dat het hun probleem niet is”. De advocaat is ook op de hoogte. Maar zal het wat uithalen, vraag ik me af. Bah werd vorig jaar na een hongerstaking van meer dan een maand zelfs nog ‘fit to fly’ verklaard en gedeporteerd.
In dit gezin is ook een klein jongetje van 5 jaar. De vader vertelt dat hij elke dag huilt en zegt dat hij naar school wil. Elke dag weer. We zitten daar op die muur en voelen ons machteloos. We filmen, luisteren, vragen, vertellen waarom we daar zijn. Ze hebben hulp nodig, vertellen ze. Maar wat kunnen we doen behalve dit aan de wereld te tonen door het live te streamen op internet. We vragen de mensen het telefoonnummer op het spandoek te noteren en te bellen. Ze vertellen dat hun telefoons van hen zijn afgenomen. Bellen is moeilijk. Het blijkt dat ze om te bellen in het gebouw van de bewaking moeten zijn. Een man vertelt dat dit gebouw in het weekend gesloten is. Het is dus niet mogelijk om terwijl wij daar op de muur zitten te bellen.
Ze zijn ons dankbaar dat we er zijn, dat we dit doen. Wij zouden liever door de muur en door het hek breken en hen eruit halen, in staat zijn om hen te bevrijden. Jeroen, die met mij op de muur zit, bedenkt dat hij chocolade in zijn tas heeft. Dat besluit hij over het hek te gooien, voor het huilende jongetje dat naar school wil. Daar gaat dan de eerste reep, en de tweede. De man raapt het op. Maar zo snel als wij het kunnen werpen, zo snel komt bewaking aansnellen. Om het af te pakken.” Dat mag niet” horen we zeggen. Een van de bewakers roept ons toe “Spullen bij je houden!” De bewaker heeft, zoals Fred Teeven aankondigde, geen uniform aan. Maar hij gedraagt zich als elke andere bewaker. Hij pakt snoep van het kind af. Hoeveel meer bewijs wil je hebben?: het is een gevangenis en er mag net als in andere gevangenissen niks van buiten naar binnen komen.
Aan het meisje van het andere gezin hebben we gevraagd wat ze zou willen zeggen tegen Fred Teeven als hij naar de beelden kijkt die we live uitzenden. Ze zegt: “Haal ons hieruit”. En als Fred Teeven dat niet doet? “Dat vind ik raar.” Hoe is het mogelijk dat Malala prijzen krijgt omdat ze door de Taliban door het hoofd is geschoten omdat ze streed voor het recht op onderwijs voor meisjes in Afghanistan, maar dat tegelijk een meisje dat een groot deel van haar jeugd in Nederland heeft doorgebracht en hier naar school ging, zonder blikken of blozen naar dat land wordt teruggestuurd? Leg dat maar eens uit.
Terwijl we zo uren op die muur zitten, gaat veel tijd voorbij waarbij we de vluchtelingen wel zien, en zij ons ook, maar we geen van allen nog iets weten te zeggen. Vrouwen met kinderen gaan naar binnen omdat het koud is. Een paar mannen blijven zwijgend zitten. Wat kunnen we nog zeggen? Opbeurende woorden hebben we niet. We vertellen dat vluchtelingen afgelopen week een mars hebben gehouden. We vertellen hoe je kunt proberen in het vliegtuig je deportatie te verhinderen door hulp van passagiers te vragen. Intussen zien we bij gebouw 52, het deel van het detentiecentrum dat gezien vanaf waar wij op de muur zitten achter de gezinsgevangenis ligt, IBT rondloopt, het Intern Bijstands Team, de ME van de gevangenis, met witte helmen op. Er lijkt daar iets aan de hand te zijn. Is er een opstand? Rumoer? We kunnen het niet waarnemen.
Als kort na tien uur de Bratra komt om ons van de muur te halen en we nog eens vragen aan de vluchtelingen of er nog laatste dingen zijn die ze kwijt willen, herhaalt de man met wie we het meest gesproken hebben dat ze hulp nodig hebben. “We need help. Help us”. Een laatste keer zwaaien met mijn arm boven de muur bij de arrestatie. Ik weet dat ik snel weer vrij zal zijn. Maar deze mensen, deze vluchtelingen? Wat moet er van ze worden?
Joke Kaviaar, 23 november 2014