In the turmoil of accusations against the culture of Islam, following the events of Kohl, we have heard that ‘gang-rape’ is a usual phenomenon in the Arab world, that immigrants have brought this pest with them, and that white women should be protected from the dark-skin invaders. The only thing we have not heard is the voices of the alleged victims of this ‘gruesome’ culture: the Muslim women themselves.
door Rahma Bavelaar, via wijblijvenhier
Egyptische Taferelen in Keulen? Wat de ‘Taharrush’-link Verhult Over de Bestrijding van Seksueel Geweld
Na drie weken verhit debat rondom het seksuele geweld in Keulen, staat niet langer alleen de afkomst van de daders centraal (waren het vluchtelingen, asielzoekers of een gemengde groep? – het officiële politieonderzoek bevat nog altijd veel lacunes), maar ook steeds meer de vorm van de gepleegde misdaden – en dan vooral de vraag of die vorm bestempeld kan worden als een nieuw en geïmporteerd fenomeen.
Al snel na de gebeurtenissen op oudejaarsnacht vergeleken Duitse en internationale media deze “tot nu toe onbekende vorm van geweld” met politiek gemotiveerde groepsverkrachtingen op het Tahrirplein in Cairo, die in 2013 regelmatig in het nieuws kwamen.
De suggestie dat er in Keulen sprake zou zijn geweest van een typisch Arabische vorm van door migranten geïmporteerd geweld werd explicieter na 10 januari. Op die dag introduceerde de voorman van de Duitse federale recherche in een interview met Die Welt de Arabische uitdrukking taharrush gama’i, en legde uit dat dit “in de Arabische wereld een bekend fenomeen is, waarbij vrouwen in de openbare ruimte slachtoffer worden van collectieve seksuele aanvallen.”
“Taharrush”: Vertalen of Verdonkeremanen (Voordonkeremannen)?
Dit schijnbaar vanuit het niets opgeduikelde leenwoord sloot moeiteloos aan bij het inmiddels dominante frame waarmee de gebeurtenissen van links tot rechts worden geduid: de oorzaak, toedracht en potentiële oplossingen moeten vooral gezocht worden in de Arabische cultuur, het immigratiebeleid en de Islam.
Razendsnel werd de enigmatische formulering in een nog altijd groeiend aantal publicaties voorgesteld als de sleutel tot de duiding van Keulen. De Britse Daily Mail vertaalde taharrush als “het Arabische groepsverkrachtingfenomeen” en “het taharrush spel;” de Elsevier voegde voor extra effect ook het Arabische lidwoord “El” toe en sprak van het “overwaaien van dit Egyptische fenomeen naar Duitsland,” en één van de talloze blogs die het verhaal napapegaaiden verhief het maar meteen tot “het woord van het jaar.”
Wilders, altijd creatief met uit de context gerukt Arabisch vocabulaire en politiek inzetbare vrouwenrechten, schreef er meteen een heel artikel over, want “een cultuur die voor groepsaanrandingen van vrouwen een eigen woord heeft, is een gevaar voor alle vrouwen. Want het bestaan van het woord duidt er op dat het fenomeen wijdverspreid is.”
Hij had het zo mooi niet kunnen bedenken: de exotische klinkercombinatie, de wellustig rollende “r” – als een dzjin uit de fles tovert taharrush het alles verklarende beeld van de wellustige Arabische man tevoorschijn…
Ware het niet dat eenieder die bekend is met de politieke context in Egypte weet dat taharrush in de spreektaal gewoon een letterlijk equivalent is van ‘seksuele intimidatie’ (sexual harassment). Sterker nog, Egyptische vrouwenrechtenorganisaties hebben de term sinds 2005 bewust ingezet op een manier die aansluit bij de gestandaardiseerde definities van seksueel geweld in het internationale mensenrechtenlexicon van de VN.
Hetzelfde geldt ook voor de door Wilders aangehaalde term taharrush gama’i. Dit betekent niet ‘verkrachtingsspel,’ zoals hij en vele anderen het nu vertalen, maar is het Egyptische equivalent voor het ‘authentiek’ Nederlandse ‘groepsverkrachting’ of ‘groepsaanranding’ – termen die niet zeldzaam voorkomen in berichtgeving over testosteronbommen in alle kleuren.
De ironie wil dus dat de huidige betekenis van de term taharrush in het Egyptisch Arabisch sterk door debatten over seksueel geweld in Europa en de VS is gevormd. Het is namelijk een universeel fenomeen.
Seksueel Geweld in Europees Perspectief
Het opzichtig schermen met Arabisch vocabulaire dient vooral om de waan te scheppen dat achter het geweld in Keulen precies dezelfde oorzaken, intenties en eenvormige Arabische barbarij schuilgaan als achter het geweld op het Tahrirplein in Cairo tijdens de politieke chaos van 2013, enkel en alleen omdat een aantal of alle daders mogelijk uit een Arabischtalig land afkomstig zijn (er zijn overigens geen Egyptenaren onder de verdachten).
Het is een simplistische maar aantrekkelijke analyse, want het vrijwaart ons van de noodzaak om introspectief te zijn, om te vragen in hoeverre het wanstaltig gedrag van de daders in Keulen, en het feit dat het zo moeilijk blijkt om hen op te pakken en justitieel te vervolgen, wellicht te maken hebben met factoren die inherent zijn aan de Duitse en Europese context.
Vanuit de marges van de crisis, deden een paar roependen in de woestijn er de afgelopen twee weken alles aan om de feiten rondom seksueel geweld in Europa niet te laten ondersneeuwen door de polemiek op links en rechts. Ze schreven blogs en opiniekaternen vol over de aanrandingen op feesten en festivals , over de bagatelliserende en ronduit seksistische reacties op de #zeghet, #WijOverdrijvenNiet, en #aufschrei twittercampagnes die Duitse, Nederlandse en Belgische vrouwen introduceerden om ervaringen met seksueel geweld te delen, en over de wetenschappelijke rapporten die aantonen dat seksueel geweld, ook vóórdat vluchtelingen onze feministische inborst activeerden, een structureel doch nauwelijks erkend probleem was in Europa.
Slachtoffers van seksueel geweld klommen in de pen om traumatische en vaak niet eerder vertelde ervaringen te delen. Zij maakten daarin geen onderscheid tussen geweld in de publieke- of privésfeer, afkomstig van vreemden of bekenden, van gekleurde of van witte mannen. Dat soort afbakeningen zijn politiek dienstbaar, maar voor slachtoffers volledig arbitrair.
Onderzoek in Engeland, Frankrijk en Nederland [pdf] toonde vorig jaar aan dat fysieke aanvallen op moslimvrouwen na de aanslagen in Parijs schrikbarend zijn toegenomen. Meld Islamofobie, een Nederlands burgerinitiatief waar ik medeoprichter van ben, sloeg na publicatie van hun eerste rapport alarm over het gebrek aan aandacht voor deze vorm van geweld, waarin racisme en seksisme op een giftige manier samenkomen. De media negeerde het rapport, en een aantal kranten kopten, zonder raadpleging van ons rapport, dat islamofobie niet toeneemt. Geweld tegen vrouwen is normaal gesproken al nauwelijks nieuwswaardig, laat staan als de daders wit zijn en de slachtoffers vnl. gekleurde (moslim)vrouwen.
Taharrush als verklaring voor Keulen maakt wit geweld tegen gekleurde vrouwen onzichtbaar. Het verhult ook de scheve machtsverhouding tussen man en vrouw die in seksueel geweld tot uiting komt en er door wordt bevestigd en gereproduceerd – ongelijkheden die door feministische organisaties in ‘Oost’ en ‘West’ al decennialang worden aangekaart.
De Lessen van Tahrir
Dit wil niet zeggen dat er geen overeenkomsten zijn tussen Keulen en Caïro, maar die hebben niks te maken met de etnische of religieuze achtergrond van de daders, maar alles met de politisering van seksueel geweld in een sterk gepolariseerde maatschappij en een ‘gedoogcultuur’ die vervolging bemoeilijkt.
Zowel in Keulen als in het Egypte van 2013 (toen een aantal politiek gemotiveerde groepsverkrachtingen plaatsvonden tijdens demonstraties in Tahrir) vond geweld tegen vrouwen in de openbare ruimte plaats in een al sterk gepolariseerd politiek klimaat. Het gevolg was, in beide gevallen, dat praktische overwegingen m.b.t. de bescherming van (toekomstige) slachtoffers en het analyseren van oorzaken in het maatschappelijke debat ondergeschikt raakten aan de politieke manipulatie van de feiten.
In Egypte speelden elementen binnen de staat zelf een centrale rol in het sponsoren en inzetten van georganiseerde criminele bendes om vrouwelijke demonstranten te vernederen en te terroriseren. Het doel was om vrouwelijke activisten van de straat te jagen en de mannen verdacht te maken. Contrarevolutionaire groepen buitten de aanvallen vervolgens uit door slachtoffers te beschuldigen van losbandigheid, onkuise kleding of onnodig ronddwalen op straat en om zo de revolutionaire beweging als geheel te ondermijnen.
In Duitsland werd het geweld in Keulen – lang voordat de feiten bekend waren – koren op de molen van rechts-radicale anti-immigratie groeperingen. De morele paniek rondom vluchtelingen beheerste snel het hele continent en genereerde in Duitsland een scala aan spontane acties, van straatprotest en haastig geïmproviseerde wetsvoorstellen rondom asielbeleid, tot spontane wraakacties tegen ‘buitenlanders’.
De inzet van ‘onze vrouwen’ als troef in een politieke machtsstrijd maakte het in beide situaties moeilijk voor vrouwenorganisaties om de aandacht te richten op de soort juridische en maatschappelijke hervormingen die nodig zijn voor de praktische aanpak van seksueel geweld.
Maar, net als in Egypte, ging een minderheid aan dissidente feministen niet mee in de massahysterie.
De Duitse feministische actiegroep Ausnahmlos (“geen smoesjes”) wees op de afwezigheid van expliciete Duitse wetgeving tegen seksuele intimidatie, waardoor het moeilijk is om seksueel geweld in de openbare ruimte zoals in Keulen, effectief te monitoren of strafrechtelijk te vervolgen. Dat tot nu toe slechts één van de daders van de aanrandingen in Keulen is opgepakt op verdenking van seksueel geweld – ondanks het grote aantal aangiften – zegt veel over het Duitse beleid jegens seksueel geweld in het algemeen, zeggen de activisten. Lacunes in de wetgeving en de nadruk op ‘instemming’ van het slachtoffer zorgen dat maar een heel klein percentage van alle zedenzaken eindigt in een veroordeling.
Grootschalig onderzoek naar geweld tegen vrouwen bevestigt inderdaad dat de meldingsbereidheid van slachtoffers schrikbarend laag ligt. Tenzij – zo stelt Stefanie Lohaus van Ausnahmlos – er al een sociale consensus bestaat dat de dader schuldig is, zoals gebeurde in Keulen. Wanneer het gaat om daders wiens schuld geen politiek discours dient, is een dergelijke sociale ondersteuning van slachtoffers vaak niet zo vanzelfsprekend.
Vrouwenrechtenactivisten in ‘Oost’ en ‘West’ erkennen dat het bestrijden van seksueel geweld via wetgeving en beleid van bovenaf op zichzelf niet volstaat. Zoals Ausnahmlos aangeeft draagt de maatschappij als geheel verantwoordelijkheid voor het tolereren en dus ook voor het bestrijden van de stiltes, attitudes en ongelijkheden die seksueel geweld de ruimte bieden.
Een grassroots benadering is nu juist de kracht van een aantal Egyptische NGO’s en burgerinitiatieven tegen seksueel geweld die in de afgelopen jaren zijn opgericht. De organisatie Harassmap, bijvoorbeeld, traint vrijwilligers afkomstig uit alle lagen van de bevolking om in de eigen omgeving gesprekken aan te gaan over seksueel geweld. Deze ‘interruptors’ leren interventietechnieken en creëren ‘vluchtzones’ in openbare ruimtes waar slachtoffers terecht kunnen voor hulp. Deze benadering maakt bewust geen onderscheid tussen potentiële daders op basis van etniciteit of sociale klasse – juist omdat niet alleen individuele daders, maar vooral de reactie van de sociale omgeving het zo moeilijk maakt om seksueel geweld aan te pakken.
In 2014 leidde het Europees Agentschap voor Grondrechten (FRA) het eerste grootschalige onderzoek naar seksueel geweld onder vrouwen in Europa. De resultaten waren zeer verontrustend. Het rapport stelde dat 33% van de vrouwen in Europa wel eens slachtoffer is geweest van fysiek en/of seksueel geweld. In Nederland ligt dit aantal zelfs op 45%. De percentages voor seksuele intimidatie (sexual harassment) en stalken liggen nog veel hoger: gemiddeld 55% van de vrouwen in Europa, en 73% van de vrouwen in Nederland heeft hier wel eens mee te maken gehad. De onderzoekers benadrukten de ernst van de bevindingen: “Dit is geen niche issue meer. Hier moeten we dringend wat aan doen.”
Het nieuws haalde nauwelijks de voorpagina’s en resulteerde niet in een grootschalig maatschappelijk debat – de oproep van de onderzoekers daartoe ten spijt. In de Nederlandse media werden de hoge cijfers vooral gebagatelliseerd: Nederlandse vrouwen zouden relatief assertief zijn en geweld dus sneller melden, en er is goede nazorg.
Hoe we seksueel geweld effectiever kunnen voorkomen kwam nauwelijks ter sprake. Met mannelijke asielzoekers preventief opsluiten of ‘verzetsspray’ uitdelen op straat komen we er in elk geval niet. Door vrouwen zelf verantwoordelijk te houden voor preventie – zoals ook de burgemeester van Keulen dat deed – verzaken zowel de staat en de straat hun verantwoordelijkheid.
Het Egyptische Harassmap biedt een constructievere strategie: het bestraffen van daders is alleen effectief als, naast de wet en de politie, ook omstanders hen niet langer hun gang laten gaan. Dat vereist een maatschappelijk bewustwordingsproces waar iedereen – man en vrouw, vluchtelingen en Henk en Ingrid – bij betrokken moeten worden.
Met dank aan de antropologe Angie Abdulmonem voor vele stimulerende gesprekken. Mijn bespiegelingen over Egypte zijn deels gebaseerd op haar uitstekende, maar helaas door veel journalisten verkeerd geciteerde, onderzoek naar activisme tegen seksuele intimidatie in Egypte.