Alexander Beunder
Dit stuk verscheen in juni 2009 in de Laspost – het officiële orgaan van de studievereniging van Liberal Arts & Sciences: ATLAS
Zo’n tien jaar geleden (19 juni 1999) ondertekenden 29 Europese Ministers van Onderwijs in Bologna, Italië, de ‘Bolognaverklaring’. Veel van de hervormingen die verband houden met de doelstellingen van de Bolognaverklaring werden in het Nederlandse hoger onderwijs al vroeg en zonder veel zichtbare kritiek doorgevoerd. Nederland fungeerde als een soort laboratorium, het hoger onderwijs als proefkonijn. Nu stuiten dezelfde hervormingen in andere Europese lidstaten regelmatig op hevig verzet. Laten we daarom eens nagaan waarom vele studenten en academische stafleden elders in Europa het wél de moeite waard vinden om er massaal tegen de straat op te gaan.
Even wat geschiedenis; het is in deze context belangrijk om te begrijpen dat de Bolognaverklaring niet op zichzelf staat, maar hand in hand gaat met andere neoliberale hervormingen die de EU, in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven, sinds begin jaren tachtig aan het invoeren is. Deel hiervan is de General Agreement on Trade in Services (GATS) uit 1995 van de WTO, waardoor publieke diensten als gezondheidszorg, energie én onderwijs opengesteld worden voor private investeringen. De theorie hierachter is dat marktwerking zal zorgen voor concurrentie, wat weer zal leiden tot een hogere kwaliteit, grotere efficiëntie en lagere kosten. Kortom; hoger onderwijs wordt primair gedefinieerd als een product — een verhandelbare dienst die via schaalvergroting en kostenbesparing haar concurrentievermogen kan vergroten.
De praktijk blijkt anders; faculteiten moeten bezuinigen, de studielooptijd wordt almaar korter, de kwaliteit van het gegeven onderwijs daalt eerder dan dat het stijgt en onafhankelijk onderzoek komt onder druk te staan omdat voor financiering steeds meer naar het bedrijfsleven moet worden uitgeweken. Niets wijst erop dat de in Nederland doorgevoerde hervormingen hebben geleid tot een verbeterde concurrentiepositie of beter onderwijs. Er lijken vooral veel essentiële zaken verloren te zijn gegaan; in plaats van onafhankelijke vrijplaatsen voor kritiek en kennisuitwisseling worden instellingen in het hoger onderwijs getransformeerd tot kennisfabrieken. Ze moeten dan ook als zodanig worden gerund, namelijk door professionele managers en niet door docenten, onderzoekers en studenten. Zo verdwijnt bijvoorbeeld de vrijheid van docenten om zelf hun onderwijsmethode en inhoud te bepalen. Diversiteit en kwaliteit worden opgeofferd voor meetbaarheid om te kunnen zien in hoeverre is bijgedragen aan het behalen van doelstellingen (behaalde ects, cijfergemiddeldes en zelfs het aantal gelezen pagina’s per uur!).
Instellingen in het hoger onderwijs moesten en moeten voortdurend verantwoording afleggen aan derden die hun financieren. De verandering is dat deze derde steeds vaker bestaat uit het bedrijfsleven dat in toenemende mate onderzoeken en leerstoelen financiert — een praktijk die op gespannen voet staat met het idee van academische vrijheid en autonomie. Je bijt immers niet in de hand die je voedt*. Regelmatig wordt er geknoeid met onderzoeksresultaten wanneer deze onwelgevallig zijn voor het bedrijfsleven. Het vrije, fundamentele onderzoek, wat toch de bron is van alle (simpelweg onvoorspelbare) doorbraken, komt in het geding.
Gekeken naar sterke reacties tegen het Bologna proces elders in Europa is de stilte in Nederland op zijn minst opvallend te noemen. Desalnietemin blijven meerdere studenten uit verschillende steden zich kritisch opstellen, blijven ze onderling samenwerken en houden ze zodoende het debat over het hoger onderwijs in leven. Of, wanneer en hoe er enig concreet resultaat uit dit debat voortvloeit, hangt slechts af van de deelnemers ervan. Toch blijft een debat zonder resultaat nuttiger dan een resultaat zonder debat, of, zoals de moralist Joseph Joubert ooit zei “It is better to debate a question without settling it than to settle it without debate.”
* Lees meer hierover in het in 1999 verschenen boek ‘De onwelkome boodschap. Of hoe de vrijheid van de wetenschap bedreigd wordt’ van André Köbben en Henk Tromp of het recent verschenen ‘If You’re so Smart, Why Aren’t You rich?’ van Chris Lorenz.